Later als ik groot ben word ik…

In onze rubriek ‘later als ik groot ben word ik…’ portretteren we vier mannen die beroepen beoefenen waar we vroeger als kleine jongens van droomden. We laten een politieagent, piloot, brandweerman en officieer van defensie aan het woord en zij vertelden ons alle ins and outs!

Waarom heb je voor defensie gekozen?


‘Ik ben altijd gericht geweest op sport en lekker buiten bezig zijn en heb altijd een fascinatie gehad voor reizen. Op redelijk jonge leeftijd was mijn beroepskeuze dan ook duidelijk. Dat was defensie. Dat is voor mij de perfecte werkgever. Fysiek kunnen zij mij een heel uitdagende baan aanbieden waarbij ik ook nog eens de wereld kan zien en leren kennen.’

Aan welke criteria moet je voldoen om toegelaten te worden tot defensie?


‘Dat is verschillend. Hoe zwaarder de opleiding fysiek en mentaal is, hoe pittiger de eisen bij de keuring. Voor de luchtmobiele brigade moet je voldoen aan de zwaarste eisen op fysiek en mentaal gebied, maar je mag bij ons bijvoorbeeld wel een bril dragen.’

Hoe verliep jouw traject?


‘Dat is wel interessant. Ik ben begonnen als soldaat bij de luchtmobiele brigade, zo heb ik defensie ook leren kennen. Dat was eigenlijk ook de makkelijkste manier om zo snel mogelijk bij defensie terecht te komen. Toen leerde ik daar als zeventienjarige jongen al veel mensen kennen. Vanaf 2005 ben ik gaan ervaren hoe het is om als soldaat verschillende missies en oefeningen te doen. Uiteindelijk heb ik, nadat ik in Afghanistan ben geweest waar ik heel veel heb gezien en ervaren, een fascinatie gekregen voor leiderschap. Daarna heb ik de stappen gezet om naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda te gaan. Dat is toen gelukt en kon ik als officier weer terugkeren bij de luchtmobiele brigade.’

Was het werken als officier al een droom van je toen je jong was?


‘Het was voor mij vooral een droom om te werken bij de luchtmobiele brigade, maar niet per se als officier. Ik wilde eigenlijk vooral lekker fysiek bezig zijn en de wereld leren kennen. En dus pas in Afghanistan ontstond de droom van het worden als officier, die ik vervolgens heb kunnen realiseren. De droom om bij defensie te gaan werken was er dus wel al heel vroeg, die was me echt met de paplepel ingegoten.’

Wanneer kon jij in jouw werk écht het verschil maken?


‘Dat is een moeilijke vraag, want als militair sta je 24/7 klaar om het verschil te maken. Maar mijn eerste reactie schreeuwt: missies. Alle getrainde vaardigheden die we geleerd hebben, kun je dan in de praktijk brengen. Het plannen en uitvoeren van een opdracht, zodat er weer stabiliteit komt in een dorp. Daardoor kunnen de kinderen daar weer naar school. Als je dat ziet, merk je dat je het verschil maakt. Ook het trainen van de juiste vaardigheden bij buitenlandse soldaten, zodat ze beter in de strijd kunnen, is ook zo’n voorbeeld. Zo kun je eigenlijk wel doorgaan, maar dat zijn wel echt de momenten als militair dat ik vind dat je het verschil maakt. En ik vind dat je als officier, eerste luitenant, het verschil maakt omdat je 24/7 voor jouw mensen klaarstaat. We hebben natuurlijk een beroep wat veel van ons als mens eist. Dat vereist dus ook leiders die er altijd voor hun mensen zijn. Dat vind ik het verschil maken: continu klaarstaan voor je personeel. We hebben een “band of brothers”, we zijn een heel hechte groep jongens bij elkaar. Natuurlijk bestaat er hiërarchie. Maar wat belangrijk voor ons is is om het zo laagdrempelig mogelijk te houden zodat iedereen naar je toe kan komen, je ervoor zorgt dat je personeel zich gehoord voelt en dat je een gezonde organisatie houdt.’

Benieuwd naar de rest van het interview én de andere interviews van onze rubriek Later als ik groot ben word ik…? Je leest het in TalkiesMAN!