bij de politie
Later als ik groot ben word ik… politieagent
Werner werkt al vanaf zijn 22e als politiemedewerker. Hij begon bij de incidentenafhandeling. Daar heeft hij vele keren het verschil mogen maken en veel mensen kunnen helpen én redden. Nu, zeven jaar later, is Werner wijkagent van de Brabantse dorpen Hoeven en Bosschenhoofd; hij is hét aanspreekpunt van de wijk.
Waarom ben je wijkagent geworden?
‘Ik ben bij de politie terecht gekomen na mijn studie Integrale Veiligheid. Ik kwam er na mijn studie achter dat ik sociale veiligheid het leukste vond. Je hebt eigenlijk twee verschillende vormen van veiligheid; sociale veiligheid en fysieke veiligheid. Sociale veiligheid houdt in: criminaliteit en wat de mens elkaar “aandoet”. Dat heb ik altijd het meest interessant gevonden. Als je dan gaat kijken welke organisatie daar het beste bij past is dat toch de politie. Ik heb daarna drie jaar de politieopleiding gevolgd; vier maanden praktijk, vier maanden theorie. Dat wisselde af. Daarna ben ik drie jaar in de noodhulp werkzaam geweest, dan handel je alleen maar incidenten af. Ik miste eigenlijk een beetje de diepgang en het langdurige contact met de burgers. Ik had namelijk wel voldoende diepgang tijdens mijn opleiding Integrale Veiligheid. Als ik nu een probleem signaleer, heb ik de mogelijkheid om me daar echt in vast te bijten, er een analyse van te maken en mezelf erin te verdiepen. Eerder had ik daar geen tijd voor.’
Was het werken als agent al een droom van je toen je jong was?
‘Nee, niet altijd. Ik heb wel eerder gesolliciteerd bij de politie toen ik zeventien was. Toen ben ik niet aangenomen, want je bent dan natuurlijk nog vrij jong. Ik heb het toen op mijn 22e nog een keer geprobeerd na mijn opleiding en ben toen wel aangenomen. Maar het is niet zo dat ik van kleins af aan al politieagent wilde worden. Ik was er toen denk ik gewoon nog niet zo mee bezig, want ik kan me ook niet helemaal meer herinneren wat ik dan wel wilde worden.’
Wanneer kon jij als hulpverlener het verschil maken?
‘Ik denk dat je als politieagent, en dan zeker in de incidentenafhandeling, elke dag het verschil maakt. Mensen bellen wanneer de nood hoog is. Wanneer ze in de problemen zitten bellen ze 112. Als je dan komt en je werk doet, ja, dat is altijd wel ingrijpend. Het overgrote deel van de bevolking heeft doorgaans niet veel contact met de politie. Als dat wel zo is, zijn dat meestal niet de leuke dingen. Ik had het meeste het gevoel echt het verschil te maken toen ik bij de incidentenafhandeling werkzaam was. Daar rijd je alle telefoontjes van 112, dus de noodhulp, na.’
Welke gebeurtenis is je het meest bijgebleven?
‘Dat zijn toch wel de meldingen met dodelijke afloop. En dan heb ik het met name over bijvoorbeeld een dodelijke aanrijding met jonge kinderen. Dat zijn dingen die blijven je een heel leven bij. Daar kunnen we wel nazorg voor krijgen. We hebben een team voor collegiale ondersteuning; zij hebben een opleiding gedaan om na zo’n incident met je in gesprek te gaan. Zij houden de vinger aan de pols en weten signalen te herkennen wanneer je ze moeten doorverwijzen of andere hulp moeten inschakelen.’
Hoe kom je weer tot rust na een werkdag?
‘Ik praat er vaak over met mijn vriendin, zij is ook werkzaam bij de politie, of met andere collega’s. Soms blijf ik wel eens onrustig hoor, of verdrietig. Maar dat mag ook, dat is niet erg. Het mag er gewoon zijn, dat is ook goed en dat accepteer ik.’
Heb je er weleens over gedacht een switch te maken naar een ander beroep?
‘Ja, daar heb ik wel eens over nagedacht. Tuurlijk wil iedereen verder groeien en zichzelf blijven ontwikkelen. Het is superbelangrijk dat je elke dag met plezier naar je werk gaat. Als dat iets minder wordt of je ziet iets leukers, dan moet je daar ook voor open staan. Dan moet je ook aan jezelf vragen: “Goh, ben ik gelukkig of ga ik een andere stap zetten?” Ik zal altijd in het veiligheidsdomein blijven werken, maar ik heb er zeker wel eens aan gedacht om een ander beroep uit te oefenen waarin ik minder ’s nachts en in de weekenden hoef te werken, want je sociale leven lijdt er natuurlijk wel onder.’
Wat is er in je werk veranderd ten opzichte van toen je begon?
‘Eigenlijk ben ik nog een broekie, haha. Ik kan niet zeggen dat “vroeger alles beter was”. Tijdens de opleiding voel je je nog onzeker tijdens het leerproces. Naarmate je meer ervaring opdoet, word je ook steeds zekerder. Dus dat is zeker veranderd. Daarnaast hebben we meer technische hulpmiddelen gekregen. We hebben een nieuwe diensttelefoon, dus we kunnen alle informatie direct opzoeken. Nieuw uniform, nieuw dienstwapen, nieuw wapenstuk en we hebben een veel betere uitrusting gekregen. Dat zijn wel heel goede ontwikkelingen. Dat maakt het uitvoeren van het beroep een stuk makkelijker.’
Wat is je droomfunctie?
‘Ik vervul deze functie pas net twee maanden, maar ik zit nu wel echt heel erg lekker op mijn plek. Ik heb een hoop verantwoordelijkheid en vrijheid. Het overgrote deel van mijn diensten mag ik zelf inplannen naargelang de behoefte in de wijk. Die vrijheid is prettig. Ik ga elke dag met plezier naar mijn werk, dus zolang ik dat blijf houden zal ik dit werk ook blijven doen. Ik maak bizarre contrasten mee. Ik stond laatst ’s avonds in een drugslaboratorium wat we hadden opgerold in een woonwijk in Roosendaal, de dag erna zat ik met een vastgoeddirecteur aan tafel. Dus om maar weer te geven hoe wij moeten anticiperen in ons werk, zeker als wijkagent, de ene dag sta je aan de onderkant van de samenleving en de andere dag sta je aan de kant van de gegoede burgerij.’
Wat zou je meteen veranderen als je één dag de baas van het land was?
‘Ik vind dat wij het over het algemeen heel erg goed hebben hier in Nederland. Ik vind dat de pensioenleeftijd wel erg hoog ligt. Voor nu ziet het ernaar uit dat dat voor mij op 71-jarige leeftijd is. Ik zie mezelf op die leeftijd niet meer de dingen doen doe ik nu doe en niet meer zo fanatiek achter de boeven aan rennen als ik nu doe, haha!’
Vond je dit leuk om te lezen? Stay tuned want er komt meer ‘later als ik groot ben…’